Ongeveer tweehonderd jaar lang was de Staten van Utrecht in dit gebouw gehuisvest. Dit bestuursorgaan mocht vertegenwoordigers benoemen in de VOC-kamer in Amsterdam en de WIC-kamer in Maze (Rotterdam). Ze bepleitte de belangen van de provincie Utrecht in de financiële ondersteuning die de VOC en WIC van de overheid zouden krijgen. De Staten van Utrecht ondersteunde ook de oprichting van de Utrechtse Compagnie. Deze compagnie had plantages, slavenschepen en bouwde een suikerraffinaderij op het Lucasbolwerk in Utrecht.
De onderzoekers van het boek “Slavernij en de stad Utrecht” (2021) deden uitgebreid archiefonderzoek naar de betrokkenheid van verschillende stadsbestuurders bij slavernij of de slavenhandel. Ze ontdekten dat in de 17e eeuw 21,5 procent van de leden van de vroedschap (een deel van het stadsbestuur) investeringen hadden in koloniale landen. Dit steeg naar 34 procent in de 18e eeuw.